Kinderboeken top 10 Manon Sikkel

Na jaren lang les te hebben gegeven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam (cursus jeugdliteratuur) deel ik nu hier al mijn tips en trucs waarmee je zelf een kinderboek kunt schrijven.

Zo schrijf je ene kinderboek: 9 tips die ik gaf aan lezers van het Parool

Les 1: Hoe het niet moet

Les 2: Deze tips moet je onthouden

Les 3: Zoek zo snel mogelijk een uitgever

Les 4: Maak een korte samenvatting van je verhaal

Les 5: Kill your darlings

Les 6: Zo schrijf je een bestseller

Zo schrijf je een kinderboek (9 tips van Manon Sikkel)

1. Maak tijd vrij om te schrijven

Schrijven is als piano leren spelen. Je hebt er talent voor nodig, je moet het leuk vinden, maar je moet ook oefenen. Liefst elke dag. Mijn leerlingen op de schrijversvakschool hebben vaak drukke banen en gezinnen. Toch vinden ze de tijd om maanden lang een keer per week naar Amsterdam te gaan voor mijn lessen. Ze maken aantekeningen, stellen vragen, luisteren, schrijven en verzinnen. Ik geef ze ook schrijfopdrachten mee, maar door hun drukke levens hebben ze daar weinig tijd voor. Toch lukt het ze elke keer weer om te schrijven. Hoe? Door mijn twee gouden tips. Tip 1: kijk nooit meer tv (en nee, ook geen Netflix)

Tip 2: Vertel al je vrienden en familieleden dat je aan een boek bezig bent en je dus een uur per dag moet afzonderen en niemand je mag storen. Ga offline en trek je terug in een kamer waar de deur dicht kan. Dwing jezelf om je telefoon weg te leggen en zet je wifi uit wanneer je schrijft. Echt, voor schrijven heb je rust en leegte nodig.

2. Schrijf als het kind dat je was

Je hoeft geen kinderen te hebben om een kinderboek te schrijven. Je moet er wel één zijn geweest. Beroemde uitspraak van Annie M.G. Schmidt is dat ze helemaal niet van kinderen hield, maar schreef voor het kind dat ze zelf was geweest. Wanneer ik zelf schrijf is het alsof ik een knop in mijn hoofd omzet en de wereld weer zie zoals ik die als kind zag. Dat maakt het schrijven ook zo leuk. Je mag net als vroeger eindeloos fantaseren en de wereld vol verwondering bekijken. Terwijl je schrijft leef je in een heerlijke fantasiewereld. Als Alice in Wonderland dwaal je door je eigen gedachten en daar kom je dingen tegen die je verrassen en verbazen. Zie het schrijven als spelen met een poppenhuis of met Playmobil. Het zijn maar poppetjes en jij brengt ze tot leven.

3. Verzin een hoofdpersoon

Een kind moet geloven dat jouw hoofdpersoon echt bestaat! Ook als de rest van het verhaal totaal vreemd en onlogisch is. Je hoofdpersonen hadden al een leven voor ze in je boek verschenen. Soms helpt het om een karakterprofiel te maken. Hoe oud zijn ze, wat eten ze graag? Waar spelen ze mee? Hoe laat gaan ze slapen? Schrijf je karakterprofiel alsof je zelf die persoon bent. Dus: ‘Mijn naam is Matilda. Ik ben niet groot en niet klein, niet dik, niet dun, maar wel heel slim. Ik hou van lezen…’ Probeer je hoofdpersonen voor je te zien. Hou van ze alsof ze je kinderen zijn. Sterker, het zijn je kinderen.

4. Beschrijf je hoofdpersoon

Wees niet bang om je hoofdpersoon aan de lezer te beschrijven. Zoals Nicolo Ammaniti in Ik haal je op, ik neem je mee: ‘Pietro Moroni zet zijn fiets tegen de muur en kijkt om zich heen. Hij is twaalf jaar, maar hij lijkt jonger. Hij is mager. Gebruind. Een muggenbult op zijn voorhoofd. Zwart haar, door zijn moeder zo goed mogelijk kort geknipt. Een wipneus en grote, reebruine ogen.’

Je kunt uiterlijke kenmerken ook weglaten en je hoofdpersoon introduceren aan de hand van andere eigenschappen. ‘Dit is Tom. Tom kan niet rekenen. Dat vindt hij niet erg, want hij kan heel goed op zijn handen lopen en waterijsjes met zijn voortanden afschrapen.’

Vragen die je je zelf kunt stellen bij het ‘ontwerpen’ van jehoofdpersoon:

Wat is het ergste wat je hoofdpersoon ooit heeft meegemaakt?

Wat is het leukste wat zij ooit heeft gedaan?

Wat ligt er onder haar bed?

Hoe populair is zij op een schaal van 1-10?

Wat zou zij echt nooit doen?

5. Maak het je personages lastig

Bij het plannen van je plot moet je voortdurend in je achterhoofd houden dat je personages iets heel graag willen en dat jij er als auteur voor zorgt dat ze dat maar niet kunnen krijgen. Omdat jij als schrijver voor problemen en uitdagingen zorgt. Gebruik bij het schrijven de weg als metafoor. De hoofdpersoon wordt geïntroduceerd aan het begin van een weg. Doel is om het eindpunt van die weg te bereiken, maar onderweg leg je allerlei obstakels neer. Denk aan maar aan de voorleesklassieker We gaan op berenjacht. Hoewel je ongetwijfeld erg gesteld bent op je personages, is je doel ervoor te zorgen dat deze zich ongemakkelijk, boos of wanhopig voelen. Een boek vol tevreden personages is saai.

6. Vertel een goed verhaal

Schrijvers zijn gewoon heel goede verhalenvertellers. En dat verhaal moet een plot hebben. Het moet ergens beginnen, er moet iets gebeuren en het moet ergens naartoe gaan. De overgangen in het verhaal moeten zo logisch zijn als wanneer je bij het kampvuur zit en een verhaal vertelt. Je wilt niet dat je lezers in slaap vallen en je wilt ook niet dat ze halverwege al snappen waar het naartoe gaat. Je wilt Jan Klaassen en Katrijn zijn en die kinderen horen gillen: ‘pas op, pas op… achter je!!!’ Als je wilt weten of je verhaal wel leuk is, hoef je het alleen maar voor te lezen. Kinderen zijn een beetje als die kanariepietjes in de mijnen vroeger. Bij een saai verhaal beginnen ze meteen te piepen. Een mooi verhaal maakt ze stil. 

7. Gebruik je fantasie

Als schoolschrijver sta ik een dag in de week voor de klas en schrijf ik verhalen met kinderen. Wat ik ze leer is dat ze hun fantasie moeten gebruiken. Fantasie is niets anders dan beelden in je hoofd  toveren. Dat doe je door eerst je fantasie op te warmen, zoals ik dat uitleg. We beginnen met iets dat ze kennen, de school. Dan verzin ik een schooldirecteur die op een dag de ouders gaat slaan. ‘En wat gebeurt er dan?’ vraag ik. Als ik een beeld heb gegeven van die gek geworden schooldirecteur, komen de andere beelden vanzelf. En gebeurt er niets, dan maak ik er een directrice van, met één been. Het gaat er om dat je jezelf traint om in beelden te denken. Daar heb je rust voor nodig (zie tip 1).

8. Wees niet vetcoolgaaf

Gebruik levendige dialogen. Geen oude-mensen-taal, maar ZEKER geen kindertaal. Dus niet: vetcoolgaaf proberen te zijn. Je personages zijn echte mensen, maar ze praten leuker en grappiger dan echte mensen. En ook compacter. Ze zeggen nooit eh…. Dus wat je die personages ook laat zeggen, zorg altijd dat de lezer niet doorheeft dat je hem informeert. Zoals in het verzonnen voorbeeld om een vegetariër te introduceren zonder dat zo te noemen:

‘Mag ik vragen wat dat dode beest op mijn bord doet?’

‘Dat is niet dood, dat is nieuw. Sojadinges.’

‘Het ziet er dood uit.’ 

‘Als je er op spuugt gaat het leven.’

De beste dialogen krijg je door je tekst wel hardop te lezen. Doe dat na elk hoofdstuk dat je hebt geschreven. Je hoort direct waar de overbodige woorden zitten en waar je beter een ander woord had kunnen kiezen.

9. Poep

Wat kinderen grappig vinden hangt af van hun leeftijd. Maar alle humor komt voort uit spanning. Er gebeurt iets tegenstrijdigs of iets onverwachts, wat voor spanning zorgt in het hoofd van je lezer. Lachen zorgt voor ontlading van die spanning. Omdat kinderen nog niet zo goed kunnen voorspellen als oudere lezers, zijn ze soms totaal verrast waardoor alles grappig wordt. Als ik in een klas vertel dat ik een heel serieus gedicht van Tosca Menten ga voorlezen en dan zeg: het heet Poep met peren, dan rollen ze van hun stoel van het lachen. Niet alleen in groep 1, maar zelfs in groep 8.

Ga niet gewild grappig doen omdat je denkt dat kinderen dat leuk vinden, maar schrijf dat waar je zelf ook om zou moeten lachen. Grapjes voor volwassenen in je boek stoppen is altijd fijn. Zeker als het om voorleesboeken gaat.

Meer lezen? De hele cursus inclusief opdrachten is ook te koop als e-book: Manon Sikkel, Zo schrijf je een kinderboek (2018) ISBN 9789402174229, 12,50

Les 1: Hoe het niet moet…

Toen ik al een paar jaar bezig was met kinderboeken schrijven, besloot ik om boeken te gaan lezen over schrijven. In het Nederlands was er toen (2011) nog niet heel veel, en dus kocht ik me gek aan Engelstalige boeken. Een boek waar ik zelf erg om heb gelachen is deze, How not to write a novel. Het boek is geschreven door twee redacteuren die in de jaren dat ze bij een uitgeverij werken al honderden of duizenden manuscripten voorbij hebben zien komen. In dit boek waarschuwen ze je voor alle clichés. Het boek begint met de zin: ‘As a writer you have only one job: to make the reader turn the page.’

En hoe je dat doet? Dat heb ik dankzij dit boek en heel veel andere boeken geleerd. Zo: Begin je boek met een sympathieke hoofdpersoon die een lastig probleem heeft. Het hoofdpersonage moet zo geloofwaardig zijn, dat je als lezer echt wil weten hoe het hem of haar vergaat.

Besteed dus veel aandacht aan het uitwerken van je hoofdfiguur. Schrijven betekent beeldend schrijven, zeker bij kinderboeken. Je hebt maar 26 letters tot je beschikking waarmee je een heel verhaal moet vertellen. Met die letters en woorden moet je beelden in het hoofd van de lezer krijgen. Een van de makkelijkste manieren is om je hoofdpersoon te beschrijven. Hoe lang is hij of zij? Wat voor kleur haar, wat voor kleur ogen? Dik, dun, lenig, opvallend? Maar pas op dat het geen bericht uit opsporing gezocht wordt: ‘man tussen de 18 en 25 met spijkerbrok en donker haar en hoodie’. Je bent schrijver, dus gebruik je fantasie: ‘Jatilde was een jongen. een jongen in een jurk. Hij had kort bruin haar met twee grijze plukjes boven op zijn hoofd. En hij had donkerblauwe ogen.’ (In kinderboeken, maar ook in volwassen boeken, hebben hoofdpersonen opvallend vaak groene ogen is mij opgevallen. Donkerblauw komt minder vaak voor.)

“De gemene juf hoeft niet oud en dik te zijn en al helemaal geen pukkel op haar neus te hebben!”

Manon Sikkel, Kinderboekenambassadeur 2019-2021

Probeer bij het beschrijven van je personages stereotypen te voorkomen. De gemene juf hoeft niet oud en dik te zijn en al helemaal geen pukkel op haar neus te hebben! Het slimste meisje van de klas hoeft geen bril te hebben.

Maak een ‘sheet’ voor je belangrijkste personages. Schrijf op hoe oud ze zijn, wat hun lievelingseten is, waar ze bang voor zijn, wat ze willen. Denk in details. Wat is de meest opvallende karaktertrek? Wat is het stopwoordje? Hoe klinkt zijn of haar stem? Welke gebeurtenissen waren belangrijk in zijn of haar leven? ‘Die ochtend vond Jazzel iets bijzonders op het strand. Een dode zeehond. Maar eentje zonder hoofd….’ Of: ‘Papa en mama gaan scheiden en het is jouw schuld.’ Het duurde even voor Kasimir begreep wat zijn moeder zojuist had gezegd.’

Het helpt ook om je personages te tekenen. En teken dan ook gelijk het huis waar ze wonen en hun lievelingsdier. Zet er drie woorden bij die het best bij hen passen. ‘Vegetarische hamburger’, ‘schoenen met klittenband’ , ‘een dode opa.’

Met een beetje geluk schrijf ik elke week een mini-les. Kun je niet wachten en wil je gelijk nu al kinderboekenschrijver worden? Lees dan vast mijn eerste boek: Zo word je kinderboekenschrijver. (alleen als e-book bij Bol te koop).

De door mij geschreven kinderboeken vind je hier.

Kinderboeken top 10 Manon Sikkel

Les 2: Deze tips moet je onthouden

Op zoek naar informatie over schrijven, dook ik in het buitenland altijd als eerste de boekwinkel in, op zoek naar boeken over schrijven. Er zijn er nu vast heel veel, maar toen ik in 1988 met schrijven begon, was er bijna niks. In 2008 vond ik in een Engelse boekhandel dit boek: Successful novel plotting. Geschreven door een schrijfster van populaire streekromans. Hoewel het genre van haar boeken me niet echt aansprak, was ik razend enthousiast over dit boek. Bijna elke zin in het boek heb ik onderstreept. Zoals:

“Don’t ever underestimate the power of dialogue between your characters in moving your story forward by suggestion and implication.”

En: “Start your plotting on a high point. Make it an important incident that is going to take your readers immediately into your imaginary world and introduce your main characters as soon as possible.”

Wanneer ik de onderstreepte zinnen nu terug lees, vind ik ze al lang niet meer zo opvallend als toen ik ze voor het eerst las. Maar dat komt doordat ik haar woorden ter harte heb genomen en 50 boeken lang heb geoefend.

Wanneer ik mijn leerlingen op de schrijversvakschool vertelde over wat ik hen ging leren, zei ik dat ze alles mochten vergeten was ik vertelde, als ze het volgende maar zouden onthouden:

Schrijven doe je niet achter je bureau, maar grotendeels terwijl je de was doet, door de stad fietst of in de rij bij de kassa staat.

Schrijven is als piano leren spelen. Je hebt er talent voor nodig, maar je moet ook oefenen.

Schrijven is een eenzame bezigheid, maar dat is nou net de charme ervan.

Een goed kinderboek is niet moralistisch. Een goed kinderboek is een verhaal dat een kind voor altijd met zich meeneemt.

Een goede kinderboekenschrijver kan goed verhalen vertellen.

Je hoeft geen kinderen te hebben om een kinderboek te schrijven. Je hoeft er alleen maar een geweest te zijn.

Een kind moet geloven dat jouw hoofdpersoon echt bestaat! Ook als de rest van het verhaal totaal vreemd en onlogisch is.

Terwijl je het boek schrijft leef je in een fantasiewereld. Als Alice in Wonderland dwaal je door je eigen gedachten en daar kom je dingen tegen die je verrassen en verbazen. Soms gebeuren er dingen die je zelf niet had kunnen verzinnen.

Om in die flow te komen, heb je rust nodig. Telefoon uit. Geen Facebook.

De raarste dingen kun je niet verzinnen, die gebeuren meestal echt.

Zie het schrijven als spelen met een poppenhuis, of als spelen met Playmobil. Het zijn maar poppetjes en jij brengt ze tot leven.

Schrijf visueel – denk logisch

Elk goed boek heeft een thema. Probeer je boek samen te vatten in 1 zin. Dit boek gaat over een razend slim meisje dat opgroeit bij oliedomme ouders…

Om te kunnen schrijven, moet je veel lezen. Niet alleen de boeken die je leuk vindt, maar ook de boeken die je zelf niet zou willen schrijven.

Namen kiezen voor je hoofdpersonen is bijna net zo moeilijk als namen kiezen voor je kinderen.

Je hoofdpersonen hadden al een leven voor ze in je boek verschenen. Soms helpt het om een karakter-profiel te maken. Hoe oud zijn ze, wat eten ze graag? Waar spelen ze mee? Hoe laat gaan ze slapen? etc. Schrijf je karakterprofiel alsof je zelf die persoon bent. Dus: ‘Mijn naam is Matilda. Ik ben niet groot en niet klein, niet dik, niet dun, maar wel heel slim. Ik hou van lezen…’

Je verhaal moet een plot hebben. Het moet ergens beginnen, er moet iets gebeuren en het moet ergens naartoe gaan. De overgangen in het verhaal moeten zo logisch zijn als wanneer je bij het kampvuur zit en een verhaal vertelt. Je wilt niet dat mensen in slaap vallen en je wilt ook niet dat ze halverwege al snappen waar het naartoe gaat. Je wilt Jan Klaassen en Katrijn zijn en die kinderen horen gillen: ‘pas op, pas op… achter je!!!’

Gebruik bij het schrijven de Engelse theaterspreuk: ‘Make ‘em laugh, make ‘em cry, make ‘em wait.’ Dat laatste vinden kinderen moeilijk, dus daar kun je heel eenvoudig gebruik van maken.

Kinderen gebruiken hun zintuigen de hele dag door, veel intenser dan wij dat doen. Maak daar gebruik van in je boek. Beschrijf hoe iets ruikt, smaakt, voelt, klinkt, eruit ziet en kinderen kunnen het zelf bijna voelen.

Gebruik levendige dialogen. Geen oude-mensen-taal, maar ZEKER geen kindertaal. Dus niet: vetcoolgaaf proberen te zijn.

Probeer je hoofdpersonen voor je te zien. Hou van ze alsof ze je kinderen zijn. Sterker, het zijn je kinderen.

Stel jezelf de waarom-vraag. Waarom wil je schrijven? Waarom dit boek? Waarom doet je hoofdpersoon dat wat hij doet? Waarom zou een uitgever het willen uitgeven? Waarom zou een kind of een ouder het kopen? Waarom is dit zo’n leuk boek?

Volgende week weer een mini-les. Kun je niet wachten en wil je gelijk nu al kinderboekenschrijver worden? Lees dan vast mijn eerste boek: Zo word je kinderboekenschrijver. (alleen als e-book bij Bol te koop).

De door mij geschreven kinderboeken vind je hier.

Kinderboekenweek Manon Sikkel
Als schoolschrijver bij Het Startpunt in Den Haag, met Abdelkader Benali en de wethouder van Den Haag

Les 3: Zoek zo snel mogelijk een uitgever voor je kinderboek

De fout die de meeste beginnende schrijvers maken is dat ze denken dat ze eerst een boek af moeten hebben en dan pas een uitgever moeten zoeken. Of nog erger: dat ze ook eerst zelf een illustrator moeten zoeken en dan pas een uitgever kunnen benaderen. Nu ben ik, voor ik schrijver werd, eerst vijf jaar redacteur bij een kinderboekenuitgeverij geweest. Dagelijks kwamen er stapels manuscripten binnen waar we niks mee konden, wilden of deden. Een kant-en-klaar manuscript aanbieden is zoiets als op een leuke man, vrouw of X af te stappen en jezelf aan te bieden inclusief namen voor jullie toekomstige kinderen, huurcontract voor een reeds ingericht huis en een lijst met koosnaampjes. Ga eerst naar de boekwinkel of bibliotheek en zoek een paar kinderboeken die je zelf mooi vindt. Vraag je af waarom je ze mooi vindt. Grote kans dat er ook een uitgeverij is die bij jouw smaak past. Zoek eerst die uitgeverij en lees hun boeken. Is dit het huis waar je bij wilt horen?

Zelf koos ik ooit voor de meest commerciële uitgeverij die ik kon vinden (heette toen Foreign Media en inmiddels Overamstel). Maar ik had ook bij Gottmer kunnen blijven, waar ik in die tijd kookboeken publiceerde, of bij Prometheus, waar ik net een bestseller had gepubliceerd. Later schreef ik ook nog boeken voor Ploegsma, Unieboek, Zwijsen, Delubas en nog meer. Mara van alle uitgeverijen voel ik me het meest thuis bij Luijting Sijthoff. Bijna al mijn boeken verschijnen daar.

Heb je een uitgever gevonden, ga dan schrijven. Maar zoek GEEN illustrator. Ik herhaal: zoek geen illustrator. Dat doet de uitgever namelijk voor je. En maak je boek niet af. Bedenk een titel, een verhaal, schrijf wat hoofdstukken, maak een synopsis en laat die aan je vrienden en familie lezen. Vraag hen om feedback. En vraag ze eerlijk te zijn. Zoek iemand in je LinkedIn-netwerk die verstand heeft van kinderboeken en vraag hem of haar om advies. Je boek hoeft niet af te zijn voor je die favoriete uitgeverij benadert. Maar je moet wel zeker weten dat er een markt is voor je verhaal. En als je het eng vindt om het verhaal voor te leggen aan je buurman of je nicht, stel je dan voor hoe eng het is om het op te sturen naar een uitgeverij.

Een vraag die ik op de Schrijversvakschool vaak kreeg was of je je manuscript naar 1 uitgeverij moest sturen of naar een heleboel. Ik ben voorstander van je tijd nemen en het rustig naar één uitgever te sturen. Als die het niet wil, ga je naar de volgende. Net zo lang tot er iemand is die het wil uitgeven. Maar…. ik sprak ook een keer een schrijfster die haar boek naar zes uitgevers had gestuurd en nu met alle zes in onderhandeling was.

Wees niet bang om je manuscript op te sturen, liefst met een leuk briefje erbij over wie je bent. Verkoop ook jezelf en zeg hoe oud je bent, wat je beroep is en waarom jij juist dit boek moet schrijven. En maak gebruik van alles waar uitgevers van houden, zoals een groot netwerk in de media omdat je al journalist bent, veel kennis van kinderen omdat je leerkracht bent, of overtuig ze met je manier van schrijven. Bedenk ook dat uitgevers het soms heeeeeel erg druk hebben, dus zoek op wanneer de kinderboekenweek, Bologna en Frankfurt plaatsvinden en benader ze niet vlak daarvoor. Zoek namen van uitgevers en redacteuren en volg die op Facebook en Insta. Dan zie je gelijk wanneer op vakantie zijn of het heel druk hebben. Posten ze een foto met de tekst: ‘zit mijn nagels te vijlen, weet van gekkigheid niet wat ik moet doen,’ dan mail je ze direct!

En nog een goed tip: ga naar de boekwinkel en koop drie mooie kinderboeken. Als je wil dat mensen straks jouw boeken kopen, wees dan een vent/vrouw/x en koop zelf ook boeken. Mijn nieuwe boek Geheim Agent Opa is net uit. Ik hou niemand tegen om het te kopen:)

Bestellen kan hier.

Les 4: Maak een korte samenvatting van je verhaal

Er zijn schrijvers die voor ze aan een verhaal beginnen precies weten wat er gaat gebeuren. Andere laten zich verrassen door waar het verhaal naartoe gaat. Als ik een boek schrijf, zit de meeste tijd in het nadenken over het verhaal. Dat doe ik terwijl ik door de stad fiets, op een terrasje zit of onder de douche sta. Pas als ik weet wie mijn hoofdpersonen zijn en wat het avontuur is dat ze beleven, begin ik met schrijven. Omdat het verhaal al in mijn hoofd zit, voelt het echt alsof ik het alleen maar hoef op te schrijven. Nu kan ik heel snel met tien vingers typen, maar nog kan ik mijn eigen gedachten niet bijhouden. Wanneer ik aan een nieuw boek begin zit ik wel tien dagen achter ergens waar niemand me kan storen. Dan begin ik om negen uur ’s ochtends met schrijven en ben pas om middernacht klaar. Na die tien dagen lijkt het al bijna op een boek. Daarna moet ik er nog van alles bij verzinnen, maar het meeste is dan af.

Natuurlijk hoef je dat zo niet te doen. Maar wat je wel moet doen is ongeveer weten waar je verhaal over gaat. Je moet het in een zin kunnen samenvatten. Bijvoorbeeld: ‘Dit boek gaat over een steenrijk jongetje dat door twee arme ouders geadopteerd wordt omdat ze uit zijn op hun geld.’ Of: ‘Dit verhaal gaat over drie meisjes die wereldberoemd worden omdat ze waanzinnig goed panfluit kunnen spelen.’ Of: Dit boek gaat eigenlijk over mij en de ruzie met mijn beste vriendin.’

Als je het verhaal of boek datje wilt schrijven in een of twee zinnen kan samenvatten, ben je al een heel eind. waarom is het belangrijk dat je een korte samenvatting hebt? Niet om op de achterkant van je boek te zetten. Maar voor jezelf. Want tijdens het schrijven zul je merken dat je fantasie op hol slaat. Of dat je personages een eigen leven gaan leiden en dingen doen die je niet had voorzien. Dan heb je houvast aan je samenvatting. Plus dat een samenvatting je dwingt om na te denken over je verhaal.

Op dit moment ben ik bezig met een boek dat in het najaar van 2020 verschijnt bij Uitgeverij Zwijsen: De beste school van de hele wereld. Mijn samenvatting zag er zo uit: ‘Het gaat over een meisje dat op een school zit waar de directeur de kinderen slaat. Opeen dag gebeurt er iets heel ergs. De directeur gaat de ouders slaan. De ouders pikken dat niet en halen allemaal hun kind van school. Behalve de ouders van Marie. Die zijn te druk met hun werk. En zo komt het dat Marie op een dag de enige leerling is op haar school. Samen met haar juf Rachida.’

Deze samenvatting heb ik vervolgens op alle scholen verteld die ik de afgelopen twee jaar bezocht. De simpele samenvatting hielp me om samen met kinderen en leerkrachten het verhaal uit te breiden. Neem, als je een boek wil schrijven, uitgebreid de tijd om je verhaal te bedenken. Waar gaat het over? Wat is de essentie? En neem de tijd om dat op te schrijven. Laat je samenvatting ook aan anderen lezen. Moeten ze glimlachen bij het horen ervan? Zijn ze enthousiast? Zit er in die samenvatting iets wat jouw verhaal uniek maakt? En anders dan alle andere kinderboeken? Vermijd zinnen als: ‘ze beleven spannende avonturen.’ Of: ‘Maar loopt dat wel goed af?’ Zulke zinnen zeggen namelijk niets over je verhaal. Wees specifiek en beschrijf wat voor avonturen ze beleven. En vraag je lezer niet of het wel goed afloopt, maar zeg dat – ik noem een willekeurig voorbeeld – een krankzinnige president de macht grijpt en het houden van katten als huisdier verbiedt. Of dat de hoofdpersoon in een storm terecht komt en met huis en al de lucht in vliegt. Het is vervolgens aan de lezer om te denken: o, wat een spannend avontuur! Als dat maar goed afloopt.

Tot slot: ik schrijf al deze tips tussen het schrijven van boeken en het bezoeken van scholen door. Ik doe dat snel en vol enthousiasme. Het kan dus heel goed zijn dat deze lessen vol typfouten zitten. Ik heb geen zin en vooral geen tijd om dat nu te corrigeren. En dat is tegelijkertijd ook het heerlijke van schrijver zijn. Je hoeft alleen maar te verdwijnen in een verzonnen wereld in de wetenschap dat er redacteuren, correctoren en kritische meelezers zijn die je helpen met je boek foutloos in de winkel te krijgen.

Het boek reserveren kan hier.

Kinderboeken top 10 Manon Sikkel

Les 5: Kill your darlings

In 2008 verscheen mijn eerste kinderboek, Is liefde besmettelijkdoor IzzyLove. Ik had mijn idee voor een kinderboek aan eenuitgever voorgelegd omdat ik vond dat het boek dat ik wilde schrijven nog niet bestond. Een boek voor jongens en meisjes in groep 6, 7 en 8 van de lagere school dat nu eens niet over gescheiden ouders en weggelopen zusjes ging. Een boek met humor en ook een beetje spannend. Een boek dat eruit zag alsof het een soort chicklit was, maar dat stiekem een psychologieboek was waarin ik uitlegde hoe liefde en vriendschap werkt als je een jaar of 9, 10, 11 of 12 bent. Het boek werd direct eengroot succes. Ik won er twee debuutprijzen mee (de Hotze de Roos-prijs en de Prijs van de Jonge Jury) en het boek kreeg herdruk op herdruk. Het geheim van het boek was natuurlijk dat ik op dat moment een dochter had van 11 die in groep 8 zat en ik op dat moment redateur was bij Psychologie Magazine en bijna alleen maar over liefde en vriendschap schreef. Ik zag het hiaat in de kinderboeken. MIjn dochter hield van lezen, maar was nog niet toe aan Young Adult-boeken (die er in die tijd nog niet zo veel waren als nu) en ze was te groot voor de lieve kinderboeken.

Lees ook: deze kinderboeken moet je gelezen hebben

Het jaar erna werd mijn tweede boek, Is vriendschap 4ever, genomineerd voor de Prijs van de Kinderjury. En daar ontmoette ik echte kinderboekenschrijvers als Paul van Loon, Francine Oomen en Jacques Vriens. Jacques was heel aardig en vertelde me over zijn grote succes, achtstegroepers huilen niet. Het verhaal dat hij metoen vertelde, vertel ik nog steeds vaak in klassen. Juist omdat elke achtstegroeper dat boek kent. Jacques vertelde dat hij het boek had geschreven en aan zijn zoon liet lezen. Die zei dat hij het een verschikkelijk slecht boek vond. Jacques had zich veel te veel laten sturen door zijn emoties en had een loodzwaar boek geschreven over een kind dat doodgaat. Daarop, zo vertelde hij, gooide hij het manuscript weg en begon opnieuw. En dat werd deze grote bestseller.

Wat ik leerde was dat het geen zonde is om je hele manuscript weg te mikken. Dat je dan misschien wel een bestseller in handen hebt. Dus toen ik het jaar daarop hopeloos vastliep met een boek, besloot ik om het weg te gooien en opnieuw te beginnen. Met dat boek won ik vervolgens voor het eerst de Prijs van de Kinderjury. Vier jaar nadat ik mijn eerste boek had geschreven, en met dank aan de tip van Jacques Vriens.

Schrijven is weggooien

Schrijven is ook het weggooien van zinnen die overbodig zijn en woorden die niks toevoegen. Als je verhaal af is, moet je ophouden schrijver te zijn en lezer worden. Print je verhaal en lees het alsof je het voor de eerste keer leest. Je bent niet zomaar een lezer, maar een hele strenge. Alle worden die je gek vindt of die te veel zijn, streep je weg. Lees je verhaal vooral hardop want dan hoor je het beste waar er overbodige meuk in je verhaal zit.

Kill your darlings

In het Engels krijgen schrijvers te horen dat ze hun schatjes moeten killen. En die schatjes, die darlings, dat zijn hun favoriete passages, hun mooiste vondsten en hun leukste bijfiguren. Dat is lastig, maar soms noodzakelijk om het verhaal weer op gang te krijgen. Op dit moment ben ik bezig met een kinderboek waarin de moeder depressief opde bank lag. Dat was de eerste paar hoofdstukken heel leuk, vooral omdat haar dochter vreselijk haar best deed om die moeder op te vrolijken. Maar na een tijdje werd ik gek van die moeder en ging het schrijven me enorm tegenstaan. Toen haalde ik haar van de bank, herschreef alle hoofdstukken en nu is ze utivinder en staat ze de hele dag fluitend in haar atelier met een lasbril op. Je ‘darlings’ om zeep helpen levert echt veel op soms.

Scenes

Een verhaal of een boek bestaat altijd uit verschillende scènes. Ook daarin moet je soms flink schrappen.Een scene kun je vergelijken met een scene uit een toneelstuk. Elke scene heeft een eigen decor en eigen hoofdpersonen. Ik zal een verhaal als voorbeeld gebruiken dat iedereen kent. In de eerste scene loopt een meisje alleen in het bos op weg naar haar grootmoeder. Dan komt ze de wolf tegen, die haar vraagt waar ze naar toe gaat, zo alleen.

In de volgende scene zie je de wolf die de oma opeet, haar nachtjapon aandoet en in bed gaat liggen wachten op Roodkapje.

Scene drie: Roodkapje komt binnen: Grootmoeder, wat heeft u grote ogen enz.

De drie scènes volgen op elkaar. Maar dat hoeft niet. Waar je wel altijd aan moet denken is dat alles wat op een moment gebeurt en met elkaar te maken heeft één scene vormt. Hele scenes schrappen doet soms pijn aan het schrijvershart, maar het maakt je boek wel compacter en spannender. Als ik schrijf: ‘Roodkapje loopt door het bos. Jager, wolf, oma, veel bloed, dood, stenen, en klaar. Iedereen blij,’ snapt iedereen waar ik het over heb. Onderschat je lezers niet. Je hoeft niet alles uit te leggen en voor te kauwen.

Dus: elke dag schrijven, veel oefenen, kopje koffie, plezier, schrijver in de dop, uitgever zoeken, beetje schrappen, bestseller, iedereen blij, klaar. Volgende boek.

Klik op de afbeelding hieronder als je meer wilt weten over hoe je een kinderboek schrijft.

Kinderboek schrijven Manon Sikkel

Les 6: Zo schrijf je een bestseller

Er zijn allerlei soorten kinderboekenschrijvers. Schrijvers die geboren worden met een heleboel verhalen in hun hoofd. Die hoeven ze alleen maar op te schrijven en dan zijn ze klaar. Je hebt ook schrijvers die helemaal geen verhalen in hun hoofd hebben. Maar ze hebben wel hele goede oren. Ze luisteren altijd naar wat andere mensen vertellen. Soms zit daar zomaar een goed verhaal bij. Of ze lezen iets in de krant dat gebeurd is en dat zo raar is of zo bijzonder, dat ze er een verhaal over schrijven. Je hebt ook schrijvers die heel hard moeten werken om een verhaal te vertellen. Die zitten uren in de bibliotheek, zoeken het internet af, reizen naar allerlei plekken. Omdat ze willen dat alles wat ze schrijven klopt. En dan heb je schrijvers die zomaar wat doen. Die gewoon de hele dag gekke beelden in hun hoofd hebben. Die verhalen horen van anderen en daar zelf van alles bij fantaseren. Die ’s ochtends achter hun computer gaan zitten en niet weten wat er ’s avonds op papier staat.

Als schrijver is je hoofd eigenlijk het allerbelangrijkste. Daarin ontstaan alle leuke ideeën, daar onthoud je wat je hoort en ziet en daar roer je alles door elkaar alsof je een lekker soepje aan het maken bent. En dat is gelijk ook het leuke van schrijven. Verhalen verzinnen kun je overal doen. Ook als je voor de kassa van de supermarkt staat of op school op de wc zit. En zelfs als je op de bank voor de tv ligt. Het lijkt dan alsof je niets aan het doen bent. In werkelijkheid ben je hard bezig een verhaal te bedenken. (Of dat kun je in ieder geval zeggen).

Zo schrijf je een pageturner

Bestel het e-book Zo schrijf je een kinderboek

Achterop spannende Amerikaanse boeken staat altijd dat het boek een ‘page turner’ is. Dat kun je in lelijk Nederlands vertalen als ‘bladzijomslaander’. Een boek waarvan je de bladzijden heel snel wilt omslaan omdat je zo graag wilt weten hoe het verder gaat. Amerikanen zetten ook ‘unputdownable’ achterop hun boeken. Dat is een heel lelijk woord dat zoiets betekent als ;niet neer te leggen’.

Nu zijn er heel veel hele mooie boeken geschreven die geen ‘page turners’ zijn. Boeken met lange moeilijke zinnen en trage verhaallijnen. Zo las ik zelf, toen ik een jaar of twintig was, alle zeven delen van Marcel Prousts ‘Op zoek naar de verloren tijd achter elkaar. Hele saaie kost over een beetje een ziekelijke, verlegen man die aan het begin van de twintigste eeuw wat rondhing in de beste kringen van Parijs. Vooral door die ene hoofdpersoon die een cakeje (een Madeleine) in een kopje thee doopt en daardoor allerlei herinneringen krijgt. De meeste mensen die dat weten over het boek, hebben de andere drieduizend bladzijden niet gelezen denk ik.

Waarom ik het toch zo leuk vond? Omdat het over mensen gaat. Er komen wel tweehonderd mensen in voor. Mooie mensen, lelijke mensen, hele domme mensen, ijdele mensen, en hele veel verliefde mensen. Ik hou van boeken die gaan over zomaar mensen. Maar ‘unputdownable’ was het niet.

Toch is het goed om aan dat gekke woord ‘page turner’ te denken als je een bestseller wilt schrijven. Je schrijft namelijk niet voor jezelf maar voor je lezer. (Nou ja, je schrijft ook wel voor jezelf. Daarover later meer). Je moet zo schrijven dat je lezer wil doorlezen. Die wil weten wat er gaat gebeuren. Bij het schrijven moet je je voorstellen dat je een verteller bent bij een kampvuur en dat al je toehoorders ademloos luisteren terwijl jij vertelt over je razendspannende avonturen, zonder gelijk alles te verklappen. Voor ik kinderboeken ging schrijven, schreef ik non-fictie-boeken voor volwassenen. Een daarvan was een echte bestseller. Ik verdiende er echt veel geld mee en het boek werd wel twintig keer herdrukt. Door dat succes besloot ik om kinderboeken te gaan schrijven. Als je namelijk iets doet dat je echt heel erg leuk vindt, maakt het je niet meer uit of je er veel, weinig of geen geld mee verdient. Met schrijven verdien je namelijk NOOIT veel geld. Ik herhaal: NOOIT. Tenzij je deze mevrouw bent. Of deze meneer.

Op de vraag hoe schrijf je een bestseller, is dus maar een antwoord mogelijk: door met plezier dat te doen wat je het liefste doet en dan te hopen dat je op een dag heel veel boeken verkoopt, zodat je kan blijven doen wat je het liefste doet. Mijn best verkochte boek is nog altijd Geheim agent oma. Klik op deze link: en bestel het boek, dan wordt het vanzelf een bestseller jouw kinderboek.

Zo schrijf je een kinderboek Manon Sikkel